Plusklas 7/8
​
Zelfstandig leren is superhandig. Je kunt het eigenlijk overal bij gebruiken. Hierbij voor jullie een handig hulpje!
Zelfstandig leren doe je in 5 stappen:
Stel je doel vast.
Oriënteer je.
Bepaal je aanpak.
Doen!
Kijk terug.
1. Stel je doel vast.
Wat is de opdracht? Wat wil je bereiken? Als je je doel bepaald houd dan rekening met de volgende punten:
Stel je doel niet te hoog of te laag. Houd het realistisch.
Schrijf je doel zo duidelijk mogelijk op.
Bedenk ook wanneer je dat doel bereikt wil hebben.
2. Oriënteer je.
Zoek uit wat je allemaal moet kunnen, moet weten of doen om jouw doel te behalen. Door het stellen van vragen kun je informatie verzamelen. Bedenk vragen die beginnen met wie, wat ,waar, wanneer, waarom (de 5 W’s ) en hoe. Bedenk daarna voor elke vraag meerdere antwoorden en schrijf dit op.
Bijvoorbeeld:
Met wie ga ik het doen? Doe doe ik het alleen? Wie kan ik eventueel om hulp vragen?
Wat moet er gedaan worden en wat heb ik hier voor nodig?
Waar ga(an) ik/wij het doen?
Wanneer moet er wat worden gedaan en wanneer moet het klaar zijn?
Waarom kies ik voor dit onderwerp en deze aanpak?
Hoe pak ik dit aan en hoe kom ik aan mijn informatie? Dus welke bronnen ga ik raadplegen?
3. Bepaal je aanpak.
Wat de beste keuze is, kun je bepalen door naar de voor- en nadelen van je mogelijkheden/antwoorden te kijken. Je aanpak moet goed haalbaar zijn en je moet er je doel mee kunnen bereiken.
Maak dan een plan. Kijk daarvoor naar deze voor- en nadelen. Met behulp van de antwoorden op de vragen kun je beslissen wat je gaat doen, waar je het gaat doen, hoe je het gaat doen, wanneer je het gaat doen en eventueel wie er wat gaat doen.
2. Webpaden/piekerpaden/canonpaden
Yurls.net
​
* Ga naar onlinepaden en kies een onderwerp.
* De werkbladen (Word) kun je uitprinten en invullen.
Beschik je niet over een printer, dan kan je het werkblad online invullen en opslaan als document. Vergeet niet je naam erbij te zetten!
​
* Onder aan elke opdracht staat een blauwe antwoorden-link. Hier kun je tekst of een filmpje vinden waar je het antwoord uit kunt halen.
​
Succes met de opdrachten
Onderwerp kiezen
1. Kies een onderwerp uit waar je meer over te weten wilt komen.
2. Raadpleeg bronnen, zoals: boeken, Internet enz.
3. Maak een mindmap met 'hoofd-onderwerpen' en de informatie die daar onder val, bv.:
Vogels is het onderwerp. De hoofdonderwerpen zijn: soorten vogels, de lichaamsbouw, nesten enz.
Onder elk hoofd-onderwerp zet je de informatie die je daarbij hebt opgezocht IN STEEKWOORDEN.
Dus geen hele zinnen. Je schrijft er daarom niet onder: Vogels hebben holle botten, maar: holle botten.
​
Deze informatie kun je snel en gemakkelijk in een PowerPoint zetten.
In de les leg ik uit hoe je een PowerPoint maakt.
​
Een Powerpoint maken:
1. Begin met het onderwerp
2. Inhoudsopgave
3. Maak kopjes bij elke dia.
4. Gebruik steekwoorden
5. Voeg plaatjes en/of een filmpje toe om het geheel er mooi uit te laten zien of om iets uit te leggen.
6. Eindig met: Vragen en opmerkingen.
Je kunt er natuurlijk ook een quiz in verwerken om te zien of iedereen goed heeft opgelet!
Wees creatief.
​
Een presentatie houden:
1. Spreek rustig en duidelijk.
2. Kijk het publiek aan.
3. Probeer er wat plezier in te hebben en weet dat bijna alle leerlingen (ook van groep 8) het heel spannend vinden. Je bent echt niet de enige en weet dat het je steeds gemakkelijker af gaat omdat je er aan kunt wennen.
Ik verwacht van de leerlingen dat ze met respect naar elkaar luisteren en zich positief gedragen.
Niemand hoeft zich hier over zorgen te maken!
​
Les 1
(of om je kennis even op te frissen). Als je al weet hoe je een assenstelsel moet tekenen en coördinaten kunt toepassen, dan kun je doorgaan naar verwerking a en b.
​
Wat heb je nodig?
​
Ruitjespapier/schrift met ruitjes van 1 cm.
Potlood met gum
Liniaal.
​
Scrol naar beneden voor verwerking a en b van de les.
Verwerking 1a
Zet deze coördinaten in je assenstelsel van 15x15 cm
Verwerking 1b
Verbind de volgende coordinaten:
​
Heb je alle coördinaten in je assenstelsel staan? Verbind dan de volgende punten met elkaar. Dus: bij 1. moet je coördinaat 2 met coördinaat 6 verbinden, coördinaat 2 met 1, 1 met 4, enz.
​
Als je alles goed hebt gedaan ontvang je een boodschap!
Veel plezier!
I'M AN ORIGINAL CATCHPHRASE
Thuiswerk, week 22
Wiskunde : coördinaten herhalingstof
Wat is dit en wat heeft het net gedaan?
Zet de volgende coördinaten in een assenstelsel, waarbij de x-as 15 cm lang is en de Y-as 16 cm.
(Kijk eventueel de les van vorige week terug).
​
Verbind de volgende coördinaten met elkaar:
Verbind de opeenvolgende cijfers 1 t/m 30 met elkaar. Dus 1 met 2, 2 met 3 enz. tot je bij 30 bent gekomen.
Verbind : 30-27, 29-31, 29-32, 32-33,
33-34, 34-35, 35-36, 36-37, 37-1, 4-21,
6-12, 13-19.
​
Verbind:
a-b, b-c, c-d, d-a.
e-f, f-g, g-h, h-e.
i-j, j-k, k-l, l-i.
m-n, n-o, o-p, p-q, q-r, r-s, s-t, t-m.
​
​
​
Thuiswerk, week 23
Maak je eigen coördinaten-figuur.
En geef het juf Paulien op als huiswerk !
(Maak wel eerst de thuisopdracht van week 22 en lever deze in).
​
Dat is leuk!! Nu kun je mij eens huiswerk geven :)
Het moet in een assenstelsel passen van maximaal 15 bij 15 cm. Schrijf de coördinaten (goed leesbaar!) op en zet erbij welke coördinaten ik met elkaar moet verbinden.
Ik stuur je een foto van het gemaakte werk.
Les 2
Wiskunde : coördinaten herhalingstof
Wat is dit en wat heeft het net gedaan?
Zet de volgende coördinaten in een assenstelsel, waarbij de x-as 15 cm lang is en de Y-as 16 cm.
(Kijk eventueel de les van vorige week terug).
​
Verbind de volgende coördinaten met elkaar:
Verbind de opeenvolgende cijfers 1 t/m 30 met elkaar. Dus 1 met 2, 2 met 3 enz. tot je bij 30 bent gekomen.
Verbind : 30-27, 29-31, 29-32, 32-33,
33-34, 34-35, 35-36, 36-37, 37-1, 4-21,
6-12, 13-19.
​
Verbind:
a-b, b-c, c-d, d-a.
e-f, f-g, g-h, h-e.
i-j, j-k, k-l, l-i.
m-n, n-o, o-p, p-q, q-r, r-s, s-t, t-m.
​
​
​
Les 3
Maak je eigen coördinaten-figuur.
En geef het juf Paulien op als huiswerk !
(Maak wel eerst de thuisopdracht van week 22 en lever deze in).
​
Dat is leuk!! Nu kun je mij eens huiswerk geven :)
Het moet in een assenstelsel passen van maximaal 15 bij 15 cm. Schrijf de coördinaten (goed leesbaar!) op en zet erbij welke coördinaten ik met elkaar moet verbinden.
Ik stuur je een foto van het gemaakte werk.
Houd dit trucje nog even voor jezelf en verras iedereen thuis of op school!
Filmpje
Je gaat een PowerPoint maken waar jouw eigen levensbeschouwing duidelijk naar voren komt. In de PowerPoint verwerk je een zelfgekozen muziekstuk dat goed aansluit bij jouw eigen levensbeschouwing. Je werkt aan de hand van een aantal richtlijnen die hieronder beschreven staan.
​
Lees de onderstaande tekst goed, bedenk dan een strategie en vervolgens kun je jouw presentatie opbouwen.
​
Doelen:
Als je deze opdracht nauwkeurig uitvoert, dan kun je na afloop:
* Onder woorden brengen wat je ‘levensbeschouwing’ is.
* Voorbeelden geven van levensbeschouwelijke zaken.
* Een zelfgekozen muziekstuk analyseren.
* Je eigen levensbeschouwelijke visie duidelijk te maken aan de hand van dat muziekstuk.
* Je eigen levensbeschouwelijke visie presenteren met behulp van beeld en geluid.
​
Richtlijnen:
1. De PowerPoint moet uit tenminste 10 dia’s bestaan.
2. Er moet een duidelijke lijn in je PowerPoint zitten. Je kunt bijvoorbeeld beginnen met informatie over jezelf en hoe jij in het leven staat. Daarna vertel je over het muziekstuk en waarom je het hebt gekozen. Vervolgens geef je een analyse van het muziekstuk, waardoor duidelijk wordt hoe dit nummer past bij jouw levensbeschouwing.
3. In de PowerPoint kunt je afbeeldingen en/of foto’s gebruiken om er een aantrekkelijk geheel van te maken. Wees creatief!
4. Je mag je presentatie ook presenteren aan de klas. Overleg dit aan je meester of juf.
Beoordeling: Je werk wordt beoordeeld op inhoud, vormgeving en werkhouding.
​
Inhoud:
Heb je alle stappen zorgvuldig doorlopen?
Zijn de onderstaande levensvragen in jouw presentatie verwerkt?
Komt er in jouw PowerPoint duidelijk naar voren waarom je dat muziekstuk hebt gekozen?
Zit er een goede songtekst-analyse in?
Zit er een duidelijke lijn in jouw PowerPoint?
​
In de presentatie verwerk je de volgende levensvragen:
-
Welk gevoel speelt een belangrijke rol in jouw leven? Hierbij kun je denken aan blijdschap, woede, angst, twijfel, verliefdheid, eenzaamheid, boosheid, onzekerheid, extase enz.
-
Hoe zou je voor jezelf ‘genieten’ omschrijven?
-
Wie vind jij een echte held en waarom?
-
Wat zijn voor jouw de 3 belangrijkste dingen/zaken in het leven en waarom?
-
Op wie kan jij rekenen en wie mag op jou rekenen en waarom?
-
Zijn er mensen die jij zou betitelen als minderwaardig? Leg uit waarom wel/niet.
-
Denk je dat er iets is tussen hemel en aarde? Wat dan?
-
Welke levenservaring heeft jouw sterk beïnvloed?
-
Heb jij een levensmotto of levensspreuk?
-
Wat voor attributen/zaken gebruik je om te laten zien wie jij bent? Denk hierbij aan kleding, kapsel, taalgebruik, telefoon, hobby, sport.
Analyse van een muziekstuk
Kies een muziekstuk uit. Zoek de songtekst op (eventueel de vertaling) en lees die songtekst een paar keer rustig door. Woorden en uitdrukkingen die je niet begrijpt onderstreep je en zoek je op.
Waar gaat dit lied over? Noteer dat zo uitgebreid mogelijk.
Wat zie je in die clip? Wat heeft dat met de tekst te maken?
Welke gedachten en emoties roept het muziekstuk bij jou op?
Welke kernwoorden horen bij dit muziekstuk?
​
Veel plezier!
Activiteit:
Je gaat zelf een gezelschapsspel maken! Het spel moet met minstens vier personen gespeeld kunnen worden en het spel moet, net als bij monopoly of Kolonisten van Catan, een thema hebben. Het thema van een spel hangt erg nauw samen met het doel van het spel. Maar welk thema heeft jouw spel en wat wordt het doel? Je ziet hieronder een aantal woorden. Probeer bij elk woord mogelijke thema’s op te schrijven. Als je de verschillende thema’s hebt bedacht, zet je achter elk thema mogelijke speldoelen. Daarna ga je bij de thema’s die jou erg aanspreken, verzinnen hoe de spelers van het spel de speldoelen kunnen behalen.
Voorbeeld:
Pizza.
Thema: Pizza zou je kunnen doen denken aan een Italiaans restaurant, dat je weer doet denken aan een restaurant in het algemeen. Je thema zou ‘restaurant’ kunnen zijn.
Speldoel: Het speldoel zou kunnen zijn dat elke speler een eigen restaurant heeft en dat het de bedoeling is om zoveel mogelijk geld te verdienen met je restaurant, het restaurant dat als eerste een bepaald bedrag heeft verdiend wint.
Manieren om het speldoel te behalen: Hier geef je een beschrijving van hoe het spel gespeeld moet worden en hoe het speldoel behaald kan worden.
Bedenk nu zelf een thema en een speldoel
Thema:
Speldoel:
Activiteit:
Nu ga je het spel maken. Een spel bestaat uit de volgende onderdelen:
- spelbord - benodigdheden voor het spel zoals bijvoorbeeld pionnen, dobbelstenen, opdrachtkaartjes, geld etc. - een spelregels met een duidelijke uitleg van het spel - het spel zit in een doos
Bedenk voor elk onderdeel goed hoe je het gaat maken.
Veel plezier!
I'M AN ORIGINAL CATCHPHRASE
Jullie hebben vast wel eens tijdens het avondeten de vraag gekregen: ‘En...wat heb je vandaag op school gedaan’. Nou, die vraag is jullie de afgelopen tijd natuurlijk niet gesteld. Maar wel kun je laten zien wat je zoal in de plusklas hebt gedaan. Denk bv. aan filosoferen! Heb je aan tafel ook gelijk een leuk gespreksonderwerp!
​
Kun je thuis uitleggen wat filosoferen is?
Voor de kinderen van plusgroep 4/5: Dat is heel diep nadenken over onderwerpen waar geen vast antwoord op is. Je kunt dus niet zeggen dat iets wel of niet zo is. Ook kun je niet zeggen hoe het in elkaar zit, maar je vraagt je hardop af hoe iets mogelijk zou kunnen zijn. Je geeft dus niet je mening. Denk erom, er is geen goed of fout.
Voorbeelden van filosofische vragen
– Kunnen dieren denken?
– Wat is belangrijker: eerlijk zijn of iemand kwetsen?
– Wat betekent ‘normaal’?
– Bestaat oneindigheid?
Bedenk zelf een aantal filosofische vragen
Maak een vragenpotje
* Gebruik hiervoor bv. een leeg jampotje, bloempotje of eventueel een drinkglas.
Wees creatief en maak er iets moois van.
* Hierin stop je de filosofische vragen die je op een strookje papier hebt
geschreven. Zet hem op tafel en pak om de beurt een strookje.
Veel plezier met elkaar.
(en vergeet niet om er iets lekkers bij te nemen!)
​
9. Reisverslag maken
Reisfolder maken
Jullie gaan een mooie reisfolder of PowerPointpresentatie maken van jouw vakantieaanbieding. Beschrijf wat de gasten op een vakantie bij jou kunnen verwachten. Maak dit dus zo aantrekkelijk mogelijk. Geef een heldere beschrijving die voldoet aan onderstaande punten en vul dit aan met mooie afbeeldingen van de verblijfplaats, de omgeving en de activiteiten die er te doen zijn.
Kies een leuk, spannend land.
Bijvoorbeeld: Hawaii, Mexico, Australië, De Seychellen.
Kies een gebied en noem de belangrijke eigenschappen daarvan.
Zoals: bergen, meren, woestijnen, verblijfplaatsen zoals berghutten, musea, (wild)parken.
Beschrijf de activiteiten die er te doen zijn.
Kies een gebied uit waar leuke activiteiten te doen zijn, dus verdiep je bv. op Internet of in boeken, in de verschillende gebieden van het land of bekijk sites van reisbureaus.
Kies een locatie: Bedenk je eigen hotel/appartementencomplex waar de gasten kunnen verblijven. Wat voor speciaals heb je te bieden? Denk aan bv. een zwembad/restaurant/bar/de voorzieningen op de kamer etc.
Zoek uit waar een reisfolder/presentatie nog meer aan moet voldoen. Raadpleeg hiervoor bv. het Internet en bezoek sites van reisbureaus.
Maak vervolgens de presentatie/folder.
Ik ben benieuw wie van jullie de feiten van meningen kan scheiden..
Download het PDF-je en print hem uit.
​
11. Logisch denken
Deze opdracht spreekt voor zich.
Denk goed na voor je het antwoord geeft! Download en print het PDF-je!
​
Succes met de opdrachten
Tijdens deze opdracht gaan jullie voorspellen hoe bepaalde voorwerpen of situaties er in de komende 100 jaar uit gaan zien.
Schrijf op minimaal een half A4-tje één voorspelling. Je mag ook een documentje maken op de computer en deze naar mij toesturen.
1. Wat leer je over 100 jaar op school en op welke manier leren kinderen dan?
2. Hoe zullen auto’s veranderen in de toekomst?
3. Hoe ziet de aarde er over 500 jaar uit? En de mensen/dieren?
4. Wat voor soort computerspel zal over 20 jaar het meest populair zijn, hoe heet deze en hoe speel je het?
Ik ben heel benieuwd wat jullie visie op de toekomst is.
​
Veel schrijfplezier!
​
Hoe kan je een interview houden:
01. Maak een afspraak met de persoon die je gaat interviewen.
02. Maak als je samenwerkt met een groepje goede afspraken over wanneer je het
interview gaat afnemen en op welk tijdstip.
03. Zorg dat je een duidelijke afspraak maakt met degene die je gaat interviewen.
04. Maak zelf of als je samenwerkt met je groepje, van te voren interviewvragen.
Tip: Maak niet alleen maar gesloten vragen.
Gesloten vragen zijn vragen waar je alleen met ja of nee op kan antwoorden.
Bijvoorbeeld: Vindt u uw beroep leuk? Het beste zijn vragen die beginnen met: wie, wat, wanneer, waar, welke, waarom enz. Dit zijn open vragen. Open vragen zijn vragen waarbij iemand meer uitleg moet geven. Bijvoorbeeld: waarom vindt u uw beroep zo spannend?
05. Schrijf de vragen in goede volgorde op papier. Laat hierbij ruimte open zodat je
daaronder meteen het antwoord kan opschrijven. Zo is het heel duidelijk welk antwoord
bij welke vraag hoort.
06. Als je met een groepje werkt dan verdeel je vooraf de taken: Wie stelt de vragen en wie
schrijft ze op? Je kunt een interview ook opnemen op een mobieltje of voice-recorder.
07. Oefen het interview voordat je naar de persoon gaat die je gaat interviewen.
08. Stel jezelf netjes voor aan degene die je interviewt en leg uit waarvoor je komt.
09. Praat rustig en duidelijk.
10. Luister goed.
11. Schrijf je antwoord op de vragen in steekwoorden op. Steekwoorden zijn woorden die
kort beschrijven wat je bedoelt of waar je aan denkt. Bijvoorbeeld: spannend (omdat
iemand je vertelt dat zijn of haar beroep best spannend is).
12. Vraag om uitleg als je iets niet snapt.
13. Vraag door. Wees niet te snel tevreden met een antwoord.
14. Bedank de persoon die je hebt geïnterviewd voor het gesprek.
15. Neem afscheid
​
Interview uitwerken
Werk de vragen en antwoorden netjes uit op een tekstverwerker, print deze uit en lever het in.
Digitale college's van neurowetenschapper Erik Scherder. Hij neemt ons mee in de wonderlijke wereld van ons brein.
In de eerste aflevering wordt uigelegd hoe onze hersenen zijn opgebouwd en waar de 'aanknop' zit.
Het tweede college draait om de doorbloeding van onze hersenen. Wat gebeurt er in het brein van een topsporter en hoe belangrijk is beweging?
In de derde aflevering staat het geheugen centraal. Wat speelt zich allemaal af in het brein bij gezichtsherkenning en wat is er aan de hand als ons geheugen ons in de steek laat.
Klik op het plaatje
voor de digitale college's
Heb je de film ‘Robots’ al gezien? Helaas staat deze niet meer op Netflix, maar om een indruk te krijgen kun je de trailer op Youtube vinden. Je kunt hiermee inspiratie opdoen voor deze opdracht.
(Kun je deze film niet kijken, dan maakt dat natuurlijk helemaal niet uit).
Ontwerp en maak je eigen robot
1. Maak een bouwtekening van je robot
2. Zorg ervoor dat wat je tekent, ook terug te zien is in de robot die je bouwt.
3. Je robot moet een functie hebben, dus iets kunnen doen.
4. Schrijf een handleiding:
Hoe werkt hij en wat moet je doe om hem te laten werken.
Waar zijn welke onderdelen voor.
5. Bouw je robot. Gebruik verschillende materialen.
6. Geef de robot een passende naam die past bij zijn functie
​
Optie:
1. Maak een foto of filmpje van je robot of het bouwproces. Ik zal dit plaatsen in de leerlingengalerij.
Heel veel bouwplezier!
20.
Mijn marktkraam
Ben jij een goede ondernemer? Begin een eigen marktkraam: Wat wordt je product? Verdiep je er in! Je leert om een inkooplijst 'in te vullen, kostenberekeningen te maken, te verkopen en een resultatenrekening in te vullen. Heb jij winst gemaakt?
Klik voor de instructie- en werkbladen op onderstaande link:
Opstel schrijven aan de hand van een webpad.
Jullie hebben (misschien al) een webpad naar keuze gemaakt en je weet nu veel af over het onderwerp. Het is de bedoeling dat je een opstel schrijft over dat onderwerp.
Hoe ga je dat doen?
1. Maak een mindmap over dat onderwerp.
-
De uitleg van die opdracht staat op Pauliens-leerplein en het is lesnummer 3. Je moet dus even naar beneden scrollen. Lees de stappen aandachtig door en volg ze op.
-
Punt 1 en 2 hebben jullie al gedaan. Je kunt verder met punt 3. Zorg dat je het webpad voor je hebt op de computer/Chromebook, zodat je die kunt gebruiken als steun.
-
Je doet hier minimaal 1 plusles over.
-
Geen haast, maar werk netjes!
2. Is je mindmap klaar, dan kun je deze gebruiken voor het maken van je
opstel.
3. Het opstel:
Een opstel moet altijd een stuk zijn over één bepaald onderwerp, dat zo veel mogelijk informatie over het onderwerp bevat. Het opstel moet vlot lezen en boeiend zijn. Een goede tip is om je voor te stellen dat je een stuk voor een krant schrijft: je wilt een lezer informeren over een bepaalde kwestie, maar hem ook uitnodigen om verder te lezen.
Een webpad geeft veel informatie. Haal de hoofdzaken, dus de belangrijkste informatie uit de tekst. De minder belangrijke informatie hoef je niet te verwerken in je opstel.
​
De inleiding
Houd altijd in het achterhoofd dat de inleiding bedoeld is om de tekst in te leiden; geef een klein voorwoord van wat er verder in de tekst zal staan én nodig lezers uit om verder te lezen. Ook geef je in de inleiding alvast kort aan wat jouw mening is. (probeer het in niet meer dan twee tot 4 zinnen te doen). Denk aan de inleiding bij Nieuwsbegrip).
Het middenstuk/kerntekst
Bevat 2 tot 4 alinea’s. Schrijf hier het eigenlijke verhaal.
Eindstuk/slot
Beknopte samenvatting, conclusie of pakkende slotzin.
​
​
​
22.
Verbazingwekkende antwoorden op onvoorstelbare vragen
Plusgroep 7 en 8
Hieronder staan een aantal bijzondere vragen waar soms verbazingwekkende antwoorden bij horen. Het is de bedoeling dat je over deze vragen na gaat denken met z’n tweeën of drieën. Geef eerst jullie eigen bevinden weer en schrijf jullie antwoorden op. Zorg dat je een goed onderbouwd antwoord geeft. Dus: Waarom denk je dat het zo is? Hoe komt dat? Wat gebeurt er dan? Enz. Het geeft niet als het antwoord uiteindelijk niet klopt, als je er maar goed over nadenkt en jij je eigen theorie kunt uitleggen.
Vervolgens zoeken jullie het antwoord op.
Klopt je antwoord? Raadpleeg bronnen zoals het Internet en informatieve boeken. Wat heb jij kunnen vinden waardoor je weet dat je antwoord wel of niet klopt. Wat is het werkelijke antwoord?
Vraag 1.
Waarom kun je een stuk papier maar (ongeveer) 7x dubbelvouwen?
Ik zou zeggen: Probeer het maar eens uit! Vouw dus zo dat je de linker hoekpunten echt over de rechterhoekpunten vouwt. Dus niet tot de helft van een blad vouwen!
-
Wat is het werkelijke probleem waardoor dat niet meer lukt?
-
Wanneer zou het wel vaker lukken?
Vraag 2.
Hoe sterk is een mier en waardoor komt het dat een mier zo sterk is in verhouding tot een mens of olifant?
-
Hoe vaak denk je dat hij zijn eigen lichaamsgewicht kan dragen op zijn rug?
-
Hoe vaak kan hij zijn eigen lichaamsgewicht vastgrijpen met zijn scharen?
-
Waardoor komt dit denk je?
-
Wanneer zouden wij evengoed die gewichten kunnen tillen als zij?
​
Vraag 3.
Waarom voelt je mond extra koud aan als jij je tanden hebt gepoetst?
Poets vanavond maar eens je tanden en ga gelijk daarna een glas koud water drinken.
Je merkt dat het erg onplezierig koud kan aanvoelen.
-
Wat is vooral verantwoordelijk voor dit gevoel?
-
Wat gebeurt er lichamelijk?
-
Is de temperatuur in je mond veranderd of niet?
Vraag 4:
Op welke ster zou je nu moeten zijn om de aarde te zien in de tijd dat er nog dinosaurussen rondliepen?
Knap als je hier het antwoord op weet, maar het antwoord kán gegeven worden. Laat je uitdagen!
​
​
Het les- en werkboek krijgen jullie in de plusklas.
Wat wordt er behandeld:
​
-
Bloed 1 t/m 7
-
Botten 8 t/m 11
-
Spieren 12 t/m 14
-
Hersenen 15 t/m 23
-
Zenuwen 24 t/m 29
-
Het hart 30 t/m 33
-
Het gebit 34 t/m 35
-
Spijsertering 36 t/m 41
-
Ademhalingsstelsel 42 t/m 45
-
Kijken 46 t/m 47
-
Ruiken en proeven 48 t/m 49
-
De huid 50 t/m 52
​
Stripfiguur tekenen en een strip maken met je stripfiguur in de hoofdrol
1. Ontwerp een stripfiguur: Hoe ziet hij eruit? Wat voor karakter heeft het? Waarom kies je voor dit personage?
2. Maak een stripverhaal met in de hoofdrol je zelfontworpen stripfiguur. Gebruik hiervoor 12 vakjes.
denk aan de verhaallijn.
​
3. Lees elkaars stripverhaal en geef feedback.
​
​
​