

Plusgroep 5 en 6
Plusgroep 6
geheimen uit de diepzee
‘Geheimen uit de diepzee’, lesnummer 26.
​
Tijdens dit project gaan we ons verdiepen in de diepzee en de dieren die daar leven, zoals: Haaien, giftige roofdieren, pijlinktvissen, octopussen, schaaldieren en ongewervelden. Ook lezen we over dieren die met lichtjes werken (bioluminescentie) Aan bod komt ook ‘De voedselketen’ en ‘moordenaars van de zeewind’. Klinkt spannend toch?
​
We werken hier alleen aan in de plusklas, dus niet zelfstandig, omdat jullie tijdens de les belangrijke informatie krijgen die je nodig hebt om alle opdrachten goed te kunnen maken.
​
Duik er maar lekker in!
​
Zelfstandig leren is superhandig. Je kunt het eigenlijk overal bij gebruiken. Hierbij voor jullie een handig hulpje!
Zelfstandig leren doe je in 5 stappen:
Stel je doel vast.
Oriënteer je.
Bepaal je aanpak.
Doen!
Kijk terug.
1. Stel je doel vast.
Wat is de opdracht? Wat wil je bereiken? Als je je doel bepaald houd dan rekening met de volgende punten:
Stel je doel niet te hoog of te laag. Houd het realistisch.
Schrijf je doel zo duidelijk mogelijk op.
Bedenk ook wanneer je dat doel bereikt wil hebben.
2. Oriënteer je.
Zoek uit wat je allemaal moet kunnen, moet weten of doen om jouw doel te behalen. Door het stellen van vragen kun je informatie verzamelen. Bedenk vragen die beginnen met wie, wat ,waar, wanneer, waarom (de 5 W’s ) en hoe. Bedenk daarna voor elke vraag meerdere antwoorden en schrijf dit op.
Bijvoorbeeld:
Met wie ga ik het doen? Doe doe ik het alleen? Wie kan ik eventueel om hulp vragen?
Wat moet er gedaan worden en wat heb ik hier voor nodig?
Waar ga(an) ik/wij het doen?
Wanneer moet er wat worden gedaan en wanneer moet het klaar zijn?
Waarom kies ik voor dit onderwerp en deze aanpak?
Hoe pak ik dit aan en hoe kom ik aan mijn informatie? Dus welke bronnen ga ik raadplegen?
3. Bepaal je aanpak.
Wat de beste keuze is, kun je bepalen door naar de voor- en nadelen van je mogelijkheden/antwoorden te kijken. Je aanpak moet goed haalbaar zijn en je moet er je doel mee kunnen bereiken.
Maak dan een plan. Kijk daarvoor naar deze voor- en nadelen. Met behulp van de antwoorden op de vragen kun je beslissen wat je gaat doen, waar je het gaat doen, hoe je het gaat doen, wanneer je het gaat doen en eventueel wie er wat gaat doen.
2. Webpaden
​
* Ga naar Webpaden en kies een onderwerp.
* De werkbladen (Word) kun je uitprinten en invullen.
Beschik je niet over een printer, dan kan je het werkblad online invullen en opslaan als document. Vergeet niet je naam erbij te zetten!
​
* Onder aan elke opdracht staat een blauwe antwoorden-link. Hier kun je tekst of een filmpje vinden waar je het antwoord uit kunt halen.
​
Succes met de opdrachten

​
Tijdens deze opdracht gaan jullie een Mindmap maken en een verhaaltje schrijven over het onderwerp dat je hebt uitgekozen.
​
1. Kies een onderwerp uit wat je leuk lijkt en waar je graag wat meer over wilt weten.
2. Zoek hier informatie over op in bv.
boeken of op het internet
3. Zet het gekozen onderwerp in het midden.
4. Maak 'hoofdstukjes'. Dat zijn dus de zijtakjes. Zet het belangrijkste bovenaan, dus waar het over gaat.
​
• Schrijf de tekst horizontaal
• Gebruik steekwoorden, dus geen zinnen
• Maak gebruik van cijfers, een zelfde kleur voor elk hoofdstukje en maak er een passend tekeningetje bij.
• Maak gebruik van de ruimte.
• Werk netjes en met een liniaal.
​
Schrijf een verhaaltje aan de hand
van je woordweb. Zorg dat de
steekwoorden die je hebt opgeschreven voorkomen in je verhaal. Je mag dit op de computer maken of op een A-4-4-tje schrijven.
​
​
Tafel-filosofie

Jullie hebben vast wel eens tijdens het avondeten de vraag gekregen: ‘En...wat heb je vandaag op school gedaan’. Nou, die vraag is jullie de afgelopen tijd natuurlijk niet gesteld. Maar wel kun je laten zien wat je zoal in de plusklas hebt gedaan. Denk bv. aan filosoferen! Heb je aan tafel ook gelijk een leuk gespreksonderwerp!
​
Kun je thuis uitleggen wat filosoferen is?
Voor de kinderen van plusgroep 4/5: Dat is heel diep nadenken over onderwerpen waar geen vast antwoord op is. Je kunt dus niet zeggen dat iets wel of niet zo is. Ook kun je niet zeggen hoe het in elkaar zit, maar je vraagt je hardop af hoe iets mogelijk zou kunnen zijn. Je geeft dus niet je mening. Denk erom, er is geen goed of fout.
Voorbeelden van filosofische vragen
– Kunnen dieren denken?
– Wat is belangrijker: eerlijk zijn of iemand kwetsen?
– Wat betekent ‘normaal’?
– Bestaat oneindigheid?
Bedenk zelf een aantal filosofische vragen
Maak een vragenpotje
* Gebruik hiervoor bv. een leeg jampotje, bloempotje of eventueel een drinkglas.
Wees creatief en maak er iets moois van.
* Hierin stop je de filosofische vragen die je op een strookje papier hebt
geschreven. Zet hem op tafel en pak om de beurt een strookje.
Veel plezier met elkaar.
(en vergeet niet om er iets lekkers bij te nemen):
Onderwerp kiezen
1. Kies een onderwerp uit waar je meer over te weten wilt komen.
2. Raadpleeg bronnen, zoals: boeken, Internet enz.
3. Maak een mindmap met 'hoofd-onderwerpen' en de informatie die daar onder val, bv.:
Vogels is het onderwerp. De hoofdonderwerpen zijn: soorten vogels, de lichaamsbouw, nesten enz.
Onder elk hoofd-onderwerp zet je de informatie die je daarbij hebt opgezocht IN STEEKWOORDEN.
Dus geen hele zinnen. Je schrijft er daarom niet onder: Vogels hebben holle botten, maar: holle botten.
​
Deze informatie kun je snel en gemakkelijk in een PowerPoint zetten.
In de les leg ik uit hoe je een PowerPoint maakt.
​
Een Powerpoint maken:
1. Begin met het onderwerp
2. Inhoudsopgave
3. Maak kopjes bij elke dia.
4. Gebruik steekwoorden
5. Voeg plaatjes en/of een filmpje toe om het geheel er mooi uit te laten zien of om iets uit te leggen.
6. Eindig met: Vragen en opmerkingen.
Je kunt er natuurlijk ook een quiz in verwerken om te zien of iedereen goed heeft opgelet!
Wees creatief.
​
Een presentatie houden:
1. Spreek rustig en duidelijk.
2. Kijk het publiek aan.
3. Probeer er wat plezier in te hebben en weet dat bijna alle leerlingen (ook van groep 8) het heel spannend vinden. Je bent echt niet de enige en weet dat het je steeds gemakkelijker af gaat omdat je er aan kunt wennen.
Ik verwacht van de leerlingen dat ze met respect naar elkaar luisteren en zich positief gedragen.
Niemand hoeft zich hier over zorgen te maken!
​


WISKUNDELES: COÖRDINATEN 1
Week 21. Film van de les
De coördinaten die je zelfstandig mag invullen, na de video-les, mag je in hetzelfde
assenstelsel zetten. Je hoeft dus geen nieuwe te tekenen.
(Heb je ook die coördinaten ingevuld, verbind dan 1 met 2, 2 met 3 enz..
tot het figuur af is.
Klik hier voor ruitjespapier


Opdracht 2
Wiskunde : coördinaten herhalingstof
(coordinaat nr. 31 ( 7,7) , mag je overslaan, je gaat gewoon van nummer 30 naar nummer 32.


Opdracht 3
Maak je eigen coördinaten-figuur.
Wat is dit en wat heeft het net gedaan?
Zet de volgende coördinaten in een assenstelsel, waarbij de x-as 15 cm lang is en de Y-as 16 cm.
(Kijk eventueel de les van vorige week terug).
​
Verbind de volgende coördinaten met elkaar:
Verbind de opeenvolgende cijfers 1 t/m 30 met elkaar. Dus 1 met 2, 2 met 3 enz. tot je bij 30 bent gekomen.
Verbind : 30-27, 29-31, 29-32, 32-33,
33-34, 34-35, 35-36, 36-37, 37-1, 4-21,
6-12, 13-19.
​
Verbind:
a-b, b-c, c-d, d-a.
e-f, f-g, g-h, h-e.
i-j, j-k, k-l, l-i.
m-n, n-o, o-p, p-q, q-r, r-s, s-t, t-m.
​
​
​
En geef het juf Paulien op als huiswerk !
(Maak wel eerst opdracht 1 en 2)
​
Dat is leuk!! Nu kun je mij eens huiswerk geven :)
Het moet in een assenstelsel passen van maximaal 15 bij 15 cm. Schrijf de coördinaten (goed leesbaar!) op en zet erbij welke coördinaten ik met elkaar moet verbinden.
Mijn gemaakte werk zet ik in de leerlingen-galerij
.
Tijdens deze opdracht gaan jullie voorspellen hoe bepaalde voorwerpen
of situaties er in de komende 100 jaar uit gaan zien.
Schrijf op minimaal een half A4-tje één voorspelling.
Je mag ook een documentje maken op de computer en deze naar mij toesturen.
1. Wat leer je over 100 jaar op school en op welke manier leren kinderen dan?
2. Hoe zullen auto’s veranderen in de toekomst?
3. Hoe ziet de aarde er over 500 jaar uit? En de mensen/dieren?
4. Wat voor soort computerspel zal over 20 jaar het meest populair zijn, hoe heet deze en hoe
speel je het?
Ik ben heel benieuwd wat jullie visie op de toekomst is.
​
Veel schrijfplezier!
​

Tijdens deze opdracht gaan jullie voorspellen hoe bepaalde voorwerpen of situaties er in de komende 100 jaar uit gaan zien.
Schrijf op minimaal een half A4-tje één voorspelling. Je mag ook een documentje maken op de computer en deze naar mij toesturen.
1. Wat leer je over 100 jaar op school en op welke manier leren kinderen dan?
2. Hoe zullen auto’s veranderen in de toekomst?
3. Hoe ziet de aarde er over 500 jaar uit? En de mensen/dieren?
4. Wat voor soort computerspel zal over 20 jaar het meest populair zijn, hoe heet deze en hoe speel je het?
Ik ben heel benieuwd wat jullie visie op de toekomst is.
​
​
Activiteit:
Je gaat zelf een gezelschapsspel maken! Het spel moet met minstens vier personen gespeeld kunnen worden en het spel moet, net als bij monopoly of Kolonisten van Catan, een thema hebben. Het thema van een spel hangt erg nauw samen met het doel van het spel. Maar welk thema heeft jouw spel en wat wordt het doel? Je ziet hieronder een aantal woorden. Probeer bij elk woord mogelijke thema’s op te schrijven. Als je de verschillende thema’s hebt bedacht, zet je achter elk thema mogelijke speldoelen. Daarna ga je bij de thema’s die jou erg aanspreken, verzinnen hoe de spelers van het spel de speldoelen kunnen behalen.
Voorbeeld:
Pizza.
Thema: Pizza zou je kunnen doen denken aan een Italiaans restaurant, dat je weer doet denken aan een restaurant in het algemeen. Je thema zou ‘restaurant’ kunnen zijn.
Speldoel: Het speldoel zou kunnen zijn dat elke speler een eigen restaurant heeft en dat het de bedoeling is om zoveel mogelijk geld te verdienen met je restaurant, het restaurant dat als eerste een bepaald bedrag heeft verdiend wint.
Manieren om het speldoel te behalen: Hier geef je een beschrijving van hoe het spel gespeeld moet worden en hoe het speldoel behaald kan worden.
Bedenk nu zelf een thema en een speldoel
Thema:
Speldoel:

Activiteit:
Nu ga je het spel maken. Een spel bestaat uit de volgende onderdelen:
- spelbord - benodigdheden voor het spel zoals bijvoorbeeld pionnen, dobbelstenen, opdrachtkaartjes, geld etc. - een gebruiksaanwijzing met een duidelijke uitleg van het spel - Misschien kun je er een ooie doos voor maken.
Bedenk voor elk onderdeel goed hoe je het gaat maken.
Veel plezier!


Beschrijf op minimaal twee a-4tjes, lettergrootte 12, waar je deze zomer op vakantie bent geweest. Welke bezienswaardigheden kwam je tegen, waar en hoe heb je overnacht, waar en wat heb je gegeten, en op welke manier hebben jullie gereisd? Bedenk wat je nog meer kwijt wilt in je verslag.
Als je thuis bent gebleven, verzin dan een vakantie. Zoek dan op Internet een leuke vakantiebestemming en beantwoord de bovenstaande vragen.
Maak een reisverslag. Denk aan de lay-out: gebruik kopjes, alinea’s, voeg plaatjes in en maak er een overzichtelijk, prettig leesbaar en interessant document van. Denk aan de spelling, hoofdletters en zet je naam eronder.
Dus oriënteren –informatie zoeken- schrijven.
Veel plezier met je opdracht!


11. Robot ontwerpen en bouwen
Ontwerp en maak je eigen robot
Na aanleiding van de film Robots gaan jullie een robot ontwerpen op papier.
​
1. Maak een bouwtekening van je robot
2. Zorg ervoor dat wat je tekent, ook terug te zien is in de robot die je bouwt.
3. Je robot moet een functie hebben, dus iets kunnen doen. Bv…..
4. Schrijf een handleiding. Hoe werkt hij en wat moet je doe om hem te laten werken. Waar zijn
welke onderdelen voor.
5. Bouw je robot. Gebruik verschillende materialen zoals…
6. Geef de robot een passende naam die past bij zijn functie
Heel veel bouwplezier!

Scheikundeproefjes
15. Breuken vereenvoudigen
Deze week gaan we breuken vereenvoudigen.
​Download de breuken-kleurplaat​ (klik)​ en print hem uit.
Je kunt eventueel het hulpboekje 'breuken' gebruiken.
Jullie zetten bij breuken de getallen boven en onder de streep. Dit lukt mij niet op de computer, vandaar dat ik er een schuine streep tussen zet. B.v. een halve is 1/2.
Hoe vereenvoudig je breuken?
​
Stel, je hebt 3/12 . Je kunt de 12 delen door het bovenste getal, de 3.
De 3 past 1 x in de 3 en 4 x in de 12. Je kunt 3/12 dus vereenvoudigen tot 1/4.
​
​
​
​
​
​
​
​​​​​​
Vereenvoudigen in meerdere stappen
​​​​​​​​​​​​​
Stel, je hebt 4/8.
De beide getallen kun je óók delen door 2.
De 2 past 2 x in de 4 en 4 x in de 8. Deze breuk kan je dus vereenvoudigen tot
2/4. Vervolgens kun je 2/4 weer vereenvoudigen tot 1/2.
​
Bij 4/8 kun je de 8 óók delen door het getal erboven, de 4.
De 4 past 1 x in de 4 en 2 x in de 8. Je kunt 4/8 dus in één keer vereenvoudigen tot 1/2
​
​
​
​
​​
​
Kleur op de kleurplaat alle breuken die gelijk zijn aan:
1/2 oranje
1/3 blauw
2/3 groen
​3/4 bruin
_edited.jpg)
_edited.jpg)
_edited.jpg)
_edited.jpg)

Deze opdracht doen we aan het einde van het schooljaar en ik wil deze graag zelf met jullie doen.. Nog niet beginnen dus:)
Juf Paulien

Opstel schrijven aan de hand van een webpad.
Jullie hebben (misschien al) een webpad naar keuze gemaakt en je weet nu veel af over het onderwerp. Het is de bedoeling dat je een opstel schrijft over dat onderwerp.
Hoe ga je dat doen?
1. Maak een mindmap over dat onderwerp.
-
De uitleg van die opdracht staat op Pauliens-leerplein en het is lesnummer 3. Je moet dus even naar beneden scrollen. Lees de stappen aandachtig door en volg ze op.
-
Punt 1 en 2 hebben jullie al gedaan. Je kunt verder met punt 3. Zorg dat je het webpad voor je hebt op de computer/Chromebook, zodat je die kunt gebruiken als steun.
-
Je doet hier minimaal 1 plusles over, misschien wel 2.
-
Geen haast, maar werk netjes!
2. Is je mindmap klaar, dan kun je deze gebruiken voor het maken van je
opstel.
3. Het opstel:
Je gaat schrijven over het webpad dat je hebt gemaakt. Het opstel moet gemakkelijk te lezen en interessant zijn. Een goede tip is om je voor te stellen dat je een stuk voor een krant schrijft. In een Webpad staat veel informatie. Haal de informatie die jij leuk of belangrijk vindt uit de tekst. Je hoeft dus niet alle informatie uit het webpad te gebriken, want dat zou veel te veel zijn.
Een opstel heeft altijd een inleiding.
Vertel in een paar zinnen waar je opstel over gaat (het onderwerp)en waarom je voor dit webpad hebt gekozen.
Het middenstuk
Schrijf hier de informatie op die je wilt vertellen, dus je verhaal. Gebruik hier je mindmap voor, want daar staan de belangrijkste dingen in.
Eindstuk/slot
Beschrijf hier hoe je het vond om dit opstel te maken en waarom. Dit mag ook in ingeveer 4 zinnen.
​
Ik ben heel erg benieuwd naar jullie opstel en verheug me er al op om het te lezen!
Veel schrijfplezier!
​
Juf Paulien
​



​
Opdracht 19
Verbazingwekkende antwoorden op onvoorstelbare vragen
Je mag in tweetallen (komt dat niet uit, dan mag je ook één drietal maken) vragen beantwoorden op bijzondere vragen. Lees maar:
​
Hieronder staan een aantal leuke vragen waar soms verbazingwekkende antwoorden bij horen.
Het is de bedoeling dat je over deze vragen na gaat denken met z’n tweeën of drieën.
Denk je dat je er een goed antwoord op hebt gevonden, schrijf deze dan maar op. Zorg dat je een goed onderbouwd antwoord geeft. Dus: Waarom denk je dat het zo is? Hoe komt dat denk je? Wat gebeurt er dan? Enz. Het geeft niet als het antwoord uiteindelijk niet klopt, als je er maar goed over nadenkt en jullie je eigen ideeën daarover kunnen uitleggen.
Vervolgens zoeken jullie het antwoord op.
Klopt je antwoord? Raadpleeg bronnen zoals het Internet en informatieve boeken. Wat heb jij kunnen vinden waardoor je weet dat je antwoord wel of niet klopt. Wat is het goede antwoord op de vraag? Schrijf dat onder jouw eigen antwoord.
Vraag 1:
Waarom vallen vogels niet van takken af als ze slapen?
Vraag 2:
Hoe hoog springt een sprinkhaan?
-
Hoe ver kan hij springen?
-
Hoe hoog kan hij springen?
-
Waarom denk je dat hij verder kan springen dan dat hij hoog kan springen, of waarom kan hij denk je hoger springen dan ver springen? Hoe komt dat?
Vraag 3:
Waarom verandert bloed in een roestbruine kleur in plaats van een donker rode
kleur als het opdroogt?
Vraag 4:
Waarom zitten er ribbeltjes aan het gehemelte in je mond? (Voel met je tong maar eens vlak achter je voortanden).
Vraag 5:
Waarom krijg je een bult als je je hoofd stoot? En heeft die bult ook nut?
Vraag 6.
Waarom voelt je mond extra koud aan als jij je tanden hebt gepoetst?
Poets vanavond maar eens je tanden en ga gelijk daarna een glas koud water drinken.
Je merkt dat het erg onplezierig koud kan aanvoelen.
-
Wat veroorzaakt dat extra koude onaangename gevoel?
-
Is de temperatuur in je mond veranderd?
Heel veel plezier met de opdracht en ik ben heel benieuwd naar jullie antwoorden!
De meest originele of slim bedachte antwoorden komen in de leerlingengalerij te staan!
​
Wat is er leuker dan je eigen verhaal in het echt na te maken?
Bedenk en schrijf een verhaal. Maak een decor die een scene uitbeeld in je verhaal en plak daar je personages in.
Les 1: Situatie bedenken en personages maken
-
Waar gaat jouw verhaal over? Welke personages spelen de hoofdrol? Wordt het een spannend verhaal, een grappig, vrolijk of verdrietig verhaal? Jullie mogen het zelf bedenken. Wees creatief en bedenk een verhaal van minimaal 1 A-4-tje.
-
Jullie krijgen een stevig wit papier, (kleur)potloden, lijm en een schaar. Teken minimaal 2 personages die de hoofdrol gaan spelen in jullie verhaal en knip ze uit. Zorg er voor dat je een plakrandje aan de onderkant maakt. Deze vouw je en plak je straks in je ‘decor’.
-
Schrijf in een paar steekwoorden op waar je verhaal over zal gaan. Als je dat hebt gedaan is het tijd om het decor te bouwen.
-
​
Les 2: Het decor maken.
Teken op het stevige witte papier de omgeving waarin je verhaal zich afspeelt.
Dit kan een landschap zijn of een kamer. Dit maak je vanuit bovenaanzicht (zie voorbeeld).
Beeld één moment uit je verhaal uit, dat heet een scène. Plusgroep 6 maakt ook bomen,
gebouwen etc. in 3D.
Als de tekening af is knip je de personages uit en plak je deze op om de scène af te maken.
Les 3: Verhaal schrijven
In deze les schrijven jullie een verhaal bij de gemaakte scène. Gebruik daarvoor
het blaadjemet de steekwoorden en de gemaakte scene. Als jullie klaar zijn, mag je
je eigen verhaal voorlezen.

In deze les leren jullie vragen te stellen aan de hand van de 5 W's en 1 H.
Deze W's zijn:
* Wie
* Wat
* Waar
* Wanneer
* Waarom
&
* Hoe
Klik op de bloem voor de werkbladen.
Zet in het hart van de bloem het onderwerp en in elk bloemblad een zelfbedachte W-vraag wat gaat over het onderwerp (zie voorbeeld).
Zet in het schema informatie(antwoorden) die bij die zelfbedachte W-vraag hoort (zie voorbeeld).
​
​
​



Klik op de afbeelding hieronder en bekijk het filmpje over honingbijen. Gaat het te snel, druk dan even op pauze, of kijk een stukje terug.
​
Beantwoord de vragen die op het werkblad staan en werk het uit tot een verslag waarin al je antwoorden terug te vinden zijn.
​
​

Film honingbijen
Het les- en werkboek krijgen jullie in de plusklas.
Wat wordt er behandeld:
​
-
Bloed 1 t/m 7
-
Botten 8 t/m 11
-
Spieren 12 t/m 14
-
Hersenen 15 t/m 23
-
Zenuwen 24 t/m 29
-
Het hart 30 t/m 33
-
Het gebit 34 t/m 35
-
Spijsertering 36 t/m 41
-
Ademhalingsstelsel 42 t/m 45
-
Kijken 46 t/m 47
-
Ruiken en proeven 48 t/m 49
-
De huid 50 t/m 52
​

​
26. geheimen uit de diepzee
​
Tijdens dit project gaan we ons verdiepen in de diepzee en de dieren die daar leven, zoals: Haaien, giftige roofdieren, pijlinktvissen, octopussen, schaaldieren en ongewervelden. Ook lezen we over dieren die met lichtjes werken (bioluminescentie) Aan bod komt ook ‘De voedselketen’ en ‘moordenaars van de zeewind’. Klinkt spannend toch?
​
We werken hier alleen aan in de plusklas, dus niet zelfstandig, omdat jullie tijdens de les belangrijke informatie krijgen die je nodig hebt om alle opdrachten goed te kunnen maken.
​
Duik er maar lekker in!
Vergroot je kennis en log in bij de methode Briljant.
Ga naar projecten - Oceanen.
​
1.2: :
-
Video: Blue planet 'The Prequel'.
-
Video: 'Diepste punt op aarde'.
-
Zones
2.2:
-
Video: 'Zeestromingen en wind'.
-
Animatie met oceaandieren.
3.2:
-
Video: 'Bioluminescentie'.
-
Video: 'Plastic soep'.
-
Video: Boyt Slat. 'Hoe kunnen we plastic uit de oceaan vissen?'
​